Ongeveer één keer per jaar (daar kwamen we achter toen we elkaar weer zagen en de herkenbare zin riepen: “dit is echt weer veel té lang geleden”) eten we bij hele goede vrienden. En we eten niet zomaar wat. Nee, we eten KIP. Kip, zult u denken, wat is daar nou speciaal aan. De meeste Nederlanders eten zo’n twee keer per week dit witte stukje vlees. Vooral veel plofkippen, maar gelukkig is het de trend om na te denken over ons geconsumeerde voedsel en eten we steeds vaker een biokip. Ik wil niet anders. Plofkippen eten is niet alleen slecht, ze smaken ook niet. En ik eet niet alleen omdat ik een paar keer per dag trek heb maar toch ook echt omdat ik het lekker vind. En lekker is die kip bij onze vrienden!
Hun geheim? De Römertopf.
Normaal gesproken heb ik daar niks mee. Ik geloof dat ik nog de 80% van de oude pannen van mijn eerste ‘uitzet’ uit de studentenwoning gebruik, vier verschillende soorten bestek heb en borden in allerlei vormen, kleuren en maten (vanwege de mozaïekgekte van mijn vader hadden wij vroeger talloze met gekleurde randjes en symbooltjes versierde borden in de kast). Mijn motto is normaal gesproken: een pan is een pan, een bord is een bord en een bakje met een deksel (of zonder met een folietje erop) werkt net zo goed als tupperware.
Toch geloof ik in hun geheim. En weet u waarom? Ik proef het iedere keer weer: dit is het lekkerste kippetje wat ik jaarlijks eet!
U vult de Römertopf volgens de receptuur (tsja, en die is bij mij onbekend en wellicht geheim) en schuift deze in de oven. U stelt de oven in op de juiste temperatuur en vervolgens doet de oven het werk voor u. De gerechten worden gaar gesmoord en de sappen van de ingrediënten vermengen zich, waardoor de smaak nog beter tot zijn recht komt en de vitaminen behouden blijven. Geschikt voor zowel vlees- als visgerechten. Voor recepten raad ik u aan te googelen op de naam ‘Römertopf’. Voor wijnadvies bij dat lekkere sappige kippetje (welke ze serveerden met een romige aardappelschotel en salade met druiven en blauwe kaas) bent u bij mij wel aan het juiste adres.
Kies namelijk voor een volle Chardonnay met een mooi vetje. Uit de wijn/spijs leer mag u echt onthouden dat kip en Chardonnay vriendjes zijn. De zachte, sappige smaken van de kip zijn verrukkelijk met de romigheid van een volle Chardonnay. Eén ding: serveer de wijn niet te koud maar op minimaal 12 graden. Dan komt de volheid en romigheid pas echt naar boven. En bij warm eten hoort niet al te koude wijn. Licht gekoeld in mooie glazen is echt het lekkerste. Dat is het enige wat ik wel op orde heb in mijn keukenkastje:  wijnglazen :)!

Tekst: Eline Jaarsma